Stelling 1: Schaarse goederen zijn goederen die heel moeilijk te verkrijgen zijn en bijna niet voorkomen.
Stelling 2: Voor een vrij goed hoef je geen middelen op te offeren.

Stelling 1: De reële inkomensstijging is altijd lager dan de nominale inkomensstijging.
Stelling 2: Met het reële indexcijfer kun je de verandering in koopkracht berekenen.

Product X heeft een hoog BTW-tarief en kost inclusief BTW €20. Product Y heeft een laag BTW-tarief en kost inclusief BTW €17,60.

Vakbonden kunnen met de werkgeversbonden onderhandelen over hogere lonen. Een woordvoerder van de werkgevers zegt: "Als de lonen verhoogd worden, kan dit leiden tot minder werkgelegenheid."
A. Hogere loonkosten
B. Slechtere internationale concurrentiepositie
C. Vraag naar arbeid daalt
Kies de juiste volgorde. Hogere lonen (1) -; (2) -; (3) -; Minder werkgelegenheid

Stelling 1: Het solidariteitsbeginsel houdt in dat iedereen een minimumbestaan moet hebben.
Stelling 2: Denivelleren is het verkleinen van de inkomensverschillen.

Het versneld aflossen van de staatsschuld zou ervoor zorgen dat de overheid dan meer/minder belasting moet vragen aan bedrijven, wat goed/slecht is voor de productie.