Hoeveel compensatiepunten is een 10?
Een 10 levert 2 compensatiepunten op voor je eindexamen. Ontdek hoe je compensatiepunten berekent, welke cijfers je kunt compenseren en hoe je strategisch studeert.
Vind een vestiging bij jou in de buurt:
De doorstroomtoets kan zowel digitaal als op papier worden afgenomen, afhankelijk van wat de school kiest. Beide vormen zijn officieel mogelijk en scholen bepalen zelf welk format het beste bij hun situatie past. Voor jouw kind maakt het vooral verschil in hoe de toets aanvoelt, maar de inhoud en moeilijkheidsgraad blijven gelijk. Het is goed om van tevoren te weten welk format de school gebruikt, zodat je kind zich daar mentaal op kan voorbereiden.
De doorstroomtoets wordt in Nederland door scholen zelf afgenomen, en zij kiezen daarbij tussen een digitale of papieren versie. Beide formats zijn toegestaan en voldoen aan dezelfde richtlijnen. De keuze hangt vaak af van de beschikbare faciliteiten op school, zoals het aantal computers of tablets, en de voorkeur van het team.
Sommige scholen werken al jaren digitaal en hebben voldoende apparatuur beschikbaar. Voor hen voelt een digitale doorstroomtoets als een logische stap. Andere scholen geven de voorkeur aan papier, omdat dat voor leerlingen vertrouwd aanvoelt en minder afhankelijk is van technische middelen. Er is geen landelijke verplichting om voor één format te kiezen.
Voor jou als ouder is het handig om bij de school na te vragen welk format zij gebruiken. Zo weet je waar je kind mee te maken krijgt en kun je daar thuis eventueel rekening mee houden bij het oefenen. De doorstroomtoets zelf blijft inhoudelijk precies hetzelfde, ongeacht het format.
Het belangrijkste verschil zit in de manier waarop je kind de vragen leest en beantwoordt. Bij een digitale doorstroomtoets werkt je kind op een computer of tablet, scrolt door de vragen en klikt antwoorden aan. Bij een papieren versie leest je kind alles op papier en vult antwoorden in met een pen of potlood.
Digitaal werken heeft als voordeel dat leerlingen makkelijk kunnen navigeren tussen vragen, antwoorden kunnen aanpassen en soms duidelijker beeld hebben van hoeveel tijd er nog is. Sommige kinderen vinden het prettiger om op een scherm te werken, omdat ze dat gewend zijn van andere digitale oefeningen. Andere leerlingen vinden het juist fijner om tekst op papier te lezen, omdat ze dan makkelijker dingen kunnen onderstrepen of aantekeningen kunnen maken.
De tijdsduur van de toets blijft gelijk, net als de soorten vragen die gesteld worden. Wat verschilt is vooral het gevoel van de toets. Kinderen die weinig gewend zijn aan digitaal toetsen kunnen het spannender vinden om ineens op een computer te werken. Andersom geldt hetzelfde: wie altijd digitaal oefent, kan zich minder comfortabel voelen bij een papieren toets. Het helpt om thuis ook te oefenen in het format dat de school gebruikt, zodat je kind weet wat hem of haar te wachten staat.
Goede voorbereiding draait om meer dan alleen het oefenen van rekensommen of taal. Het gaat erom dat je kind leert om rustig en gestructureerd te werken, ook onder tijdsdruk. Oefen daarom met verschillende vraagtypen en zorg dat je kind weet hoe het zijn tijd kan verdelen over de toets.
Begin op tijd met oefenen, zodat het niet voelt als een last. Korte oefensessies van een half uur werken vaak beter dan lange blokken vlak voor de toets. Bespreek samen welke onderdelen je kind lastig vindt en richt je daar extra op. Zorg ook dat je kind weet wat het kan verwachten: hoe lang de toets duurt, wat voor soort vragen erbij komen en of het digitaal of op papier is.
Veel kinderen hebben baat bij begeleiding die verder gaat dan alleen inhoudelijke uitleg. Bij huiswerkbegeleiding leren leerlingen in groepjes hoe ze gestructureerd kunnen werken, hun tijd goed kunnen indelen en zelfvertrouwen opbouwen. Dat zijn vaardigheden die niet alleen helpen bij de doorstroomtoets, maar ook bij de overgang naar het voortgezet onderwijs.
Vergeet niet om je kind ook mentaal voor te bereiden. Praat over wat spannend kan zijn en hoe je daar mee omgaat. Een kind dat zich zelfverzekerd voelt, presteert vaak beter dan een kind dat zich vooral zorgen maakt.
De doorstroomtoets richt zich op drie belangrijke gebieden: Nederlandse taal, rekenen en wiskunde, en studievaardigheden. Deze onderdelen geven samen een goed beeld van hoe je kind ervoor staat aan het einde van de basisschool en welk niveau bij hem of haar past in het voortgezet onderwijs.
Bij taal gaat het om begrijpend lezen, woordenschat en spelling. Je kind moet kunnen begrijpen wat er in een tekst staat, verbanden leggen en vragen beantwoorden over wat hij of zij gelezen heeft. Bij rekenen en wiskunde komen verschillende onderwerpen aan bod: getallen, verhoudingen, meten en meetkunde. De vragen variëren van eenvoudige sommen tot vraagstukken waarbij je kind moet nadenken over de beste aanpak.
Studievaardigheden worden vaak indirect getoetst, maar zijn wel belangrijk. Het gaat erom dat je kind de tijd goed verdeelt, vragen zorgvuldig leest en controleert of antwoorden logisch zijn. Kinderen die rustig en gestructureerd werken, maken minder onoplettendheidsfouten en halen vaak een hoger resultaat.
De moeilijkheidsgraad van de doorstroomtoets is afgestemd op het eindniveau van groep 8. Scholen gebruiken de resultaten samen met het schooladvies om een goed beeld te krijgen van waar je kind het beste tot zijn recht komt. Het is geen examen dat je haalt of niet haalt, maar een hulpmiddel om de juiste keuze te maken voor de toekomst.
Heb je vragen over hoe je je kind het beste kunt ondersteunen bij de voorbereiding op de doorstroomtoets? Of wil je weten hoe wij leerlingen helpen om met vertrouwen hun schoolwerk aan te pakken? Neem gerust contact met ons op. We denken graag met je mee.